Staande in de branding
zie ik hoe zware golven
breken op de kust
mijn horizon verschuift
zand onder mijn voeten
het evenwicht verstoort
door het zoute en natte
een nieuwe fase gloort
In mijn oren ruist de zee
blaast wind door grijze haren
De geest lijdt een druk leven
door menig jaargetijde heen
maant het lijf tot overuren
om alle doelen aan te sturen
maar komt na tijdloos staren
ten langen leste tot bedaren
Mensen heb ik ervaren
leren kennen als passanten
Je ging een tijdje met
ze om en ze verdwenen
Nog niet uit de herinnering
waarin ze soms verschenen
Niet als nummers, oh nee
maar als personen, namen,
als vrienden, alleen of samen
De vluchtigheid van een
avontuur, van lust of een
ontmoeting, een periode
samen zijn, leidde op een
dag toch tot verwijdering
Mensen heb ik ervaren
als passanten, reizigers
in de tijd, uiteindelijk raak
je, bewust of onbewust
ook de herinnering aan
passanten langzaam kwijt
Terwijl ook jij voor hen eens
in het grote niets verdwijnt
Wat heb jij jouw leven genereus geleid
Het ‘Geven’ stond in jouw aambeeld geheid
Soms dacht ik, ik sta toch bij jou in het krijt
maar jij, Prem Hanny, toonde ons piëteit
Die blijheid en trouw bonden zich aan tijd
Want sinds 19 december 2023 zijn we je kwijt
Verloren aan de dood, vredig ingeslapen
In de armen van Osho, na kort respijt
Tante Hanny, suikertante, vol van besef
dat je kunt en moet leven met pit en met lef
Raadslid, vertaler van geestrijke zinnen (91)
We vergeten jou nooit, jij kwam meteen binnen
Voor de zoveelste keer in mijn leven
en voor het eerst sinds langere tijd
deed ik de deur open voor, naar
duidelijk bleek, twee actieve Jehovah’s
Dat gebeurde toen ik net van de uitslag
der verkiezingen aan het bekomen was
en in mijn bedje lag om te ontspannen.
Jehovah’s, vriendelijke mensen, maar...
Ik ben katholiek van vormsel en voel
me niet uitverkoren. Dat word ik pas
als ik 100 procent in hun leer mee ga.
En dat is me allemaal te veel, dat appel.
Ik ben wel eens in hun kerk op bezoek
geweest, ben lauwer dan zij en dan
heb je het al moeilijker, want zij kennen
alle citaten praktisch uit hun hoofd.
Parate kennis voor iedere situatie.
Bij afwijzing denk je ‘Ik word
opgeschreven in hun grote boek,
net zo lang tot ze denken,
‘zie je wel, ‘had ie maar tijd gemaakt’.
Een paranoïde gedachte wellicht.
Maar ik liet hen weten: ‘Ik heb ooit
een tijdje meegelopen (mijn oude
achterbuurman was een voorganger)
en zo hartelijk mogelijk ‘Ga met God’.
En gek, achteraf voel je je schuldig.
En dat ben je niet. Als je moe bent
moet je rust nemen, uitrusten en
kun je beter niet gestoord worden.
‘Ga met God’ is een aanmoediging.
Voor henzelf, en ook voor mij.
Op mijn tijd kan ik God incorporeren.
Ik ben en blijf een gedoopte katholiek
die strategisch stemde, en verloor
Overigens begon het tijdens het
schrijven van dit stukje met kracht 8
te stormen. Het beukte tegen ramen
en deuren en de sponningen trilden
bij beklemmend donkere luchten.
Pas toen ik mijn hart gelucht had
bedaarden de natuurverschijnselen.
Op het gladde, rimpelloze water
stoeien luidruchtige meeuwen
alsof de lente op uitbarsten staat
Ik word geraakt door een koolwitje
fladderend naar de kruisbessenstruik
Kwispelend nadert een retriever
De zeilboten liggen te dobberen
Witte en blauwe zeilen gestreken
als in een meesterwerk van Monet
Er valt geen blad, staat geen wind
Op straat krijt een uitgelaten kind
in felle, uitgesproken kleuren
Wachtend totdat de herfst begint
Haar stralenkrans is edel rond
en zij bloeit lager bij de grond
Haar geel en wit neem je voor lief
nader beschouwd een hartendief
Een kort steeltje houdt haar recht
In de lente voert zij een gevecht
om bij windkracht fier te blijven
om zo bij neerslag te beklijven
Tussen fijnstraal, kamille en Margriet
vind je haar juiste naam soms niet
wordt gauw vertrapt op open gras
veert soepel terug tot hoe zij was
Bloempje met een zeker aureool
verkozen tot nationaal symbool
In de verte vliegen ze vlug aan op de stranden
De lieveheersbeestjes zijn aan het landen
Hun vleugeltjes wijd, bekjes open, daar zijn ze
Hinderlijk, kietelend, treiterend en zonder gêne
In heuse zwermen bedekken ze de zintuigen
Kruipen in verbaasde monden, ogen en oren
Af en toe voel je een steekje, een korte beet
Het signaal van de meikevers, het is weer heet
En op deze zuidenwind vallen ze massaal aan
Bij zoele winden, geweldloos, heel spontaan
Geen luis te bekken aan een vredig Markermeer
In rugzakken en sandalen liftten ze vrolijk mee
Om thuis hun aanwezigheid nog eens te duiden
De luizenstreken van deze insecten teisteren ons
De luizen zijn wij, daar zijn de plaaggeesten weer!
Het volle strand liep leeg toen God in alle talen zweeg!
Ze zit daar, in een auto van de eerste hulp
Vertwijfeld, na een aanslag op hun huis
Haar ouders en haar broer tot stof vergaan
Heel haar jonge leven letterlijk verwoest
Maar de als Democraat vermomde dictator?
Die wordt door velen toegejuicht, gewaardeerd
omdat hij hele Palestijnse wijken versjteert
Met zijn opdrachten dood en verderf te zaaien
Ja, Israël heeft te lijden onder Hamas, de kwaaien
En het land van 1948 mag niet in lichterlaaie
Ook al is er nooit een oplossing gevonden
Na verdeling van, van origine, Palestijnse gronden
Om het volk dat toen haar land moest afstaan
tevreden te stellen, in plaats van het te kwellen
Zoals dit keer, dat diep aangedane meisje weer
dat tot het eind van haar leven lijdt onder zeer
door gevoelloze, haast niets ontziende militairen
die hun bommen laten vallen op onschuldigen
als ‘bijvangst’ van enkelen, om wie het echt gaat
Voor een duurzame vrede lijkt het andermaal te laat
Wie begrijpt deze navrante wereld
met elektrische auto’s uit het Oosten
En hoge importheffing in het Westen
dat onderwijl streeft naar co2 reductie...
Wie begrijpt deze dwaze wereld
waar hele volksstammen wreed
door een dictator worden gedood
Afgevoerd, om niks, naar kampen
Wie doorgrondt deze idiote wereld
waar gewetenloze handelaren grof
verdienen aan arme landgenoten
die naar het rijke Westen willen varen
Wie doorziet deze kapotte wereld
Waar plastic wordt doorgepompt
schitterende vissen in alle formaten
zichzelf argeloos etend door vergiftigen
Oorlog, handel, vervuiling en genocide
Maar straks rijden velen hier hybride
worden planeten eens gekoloniseerd
Bronnen zijn heilig; er wordt te veel
versjteerd, onteerd, bezeerd en verteerd
Een doodlopend pad, hoe je het wendt of keert
In deze ‘schone’ wereld loopt alles verkeerd
De machteloze mens heeft er niets van geleerd
Je wordt wakker van een harde knal
denkt dat de Russen hebben toegeslagen
Je durft het jezelf niet af te vragen
Is het dan weer oorlogsbal?
Bliksems schieten door grauwe luchten
waarvan het helle geel je doet verzuchten
Waar ben ik in vredesnaam in beland
Een pandemonium van harde hagelstenen
Je wilt terstond de benen nemen
Heeft Poetin dit geraas op zijn geweten?
Kunnen we straks louter aardappelen en uien eten?
Liggen de doden in bosjes op straat?
Je komt plotseling bij zinnen
En kunt weer denken in een straaltje zon
Met een boem hoorde je asfalt vallen
Het harde geluid van Heembeton
Moederdag werd bij ons nooit gevierd
Wel hoorden we vaak Gert Timmerman
Een moederhart, een gouden hart
schalde hard door onze huiskamer
En Mahalia Jackson, Nana Mouskouri
of de onvolprezen Charles Aznavour
Het is 2022 en je bent er nog steeds
Moederdagen gingen geruisloos voorbij
als een doodgewone doordeweekse dag
Zo’n voetstuk hoefde je nou niet per se
Behalve misschien op je eigen verjaardag
die nooit aan onze aandacht ontsnapte
Moederdag, impuls voor de bloemist
in de markt gezet voor een hogere omzet
Huldeblijken waaraan een prijskaartje hangt
Een dag die we niet zouden mogen vergeten
maar niet nodig om ware waardering te uiten
Moederdag is het eigenlijk iedere dag
de geur stokt de adem in het natte vocht
zijn wasem tart menige longblaas op de tocht
spontaan storen jonge zwemmers mijn baan
roepen spartelend, de schoolslag komt eraan
waar de wanden de galmen weerkaatsen
ruik ik de lichaamssappen vermengd met zweet
maar niet de winden, beschroomd losgelaten
ondertussen staan ouderen omstandig te praten
in een kakofonie van stemmen en watergedruis
pakt een jongen in terlenka zijn meisje vast
en ontstaat zo maar een nieuwe romance
in een zee van chloor, voor mijn blote bast
de specifieke odeur prikkelt mijn lopende neus
en ik weet het al, er is vandaag nauwelijks keus
in onderwater rumoer gaan mijn kansen teloor
de volgende keer neem ik me de borstcrawl voor
buk mijn hoofd na een sprong van de plank
op naar de douche, tegen wil en dank
ik noem graag man en paard
en geef het dus volmondig toe
het aaien van een merrie, ruin
of pony, druist in tegen mijn aard
al is de dure draver nog zo rank
sprint hij er als een speer vandoor
springt en galoppeert zij heel gracieus
een snot- en loopneus is mijn dank
hinnikend schiet het beest voorbij
over renbanen van elke soort
crosscountry of concours hippique
maar hooi en haar maken me ziek
zijn schoonheid wordt volop geprezen
manen, wimpers, de zachte ogen
de ranke vorm raakt menig meisjeshart
maar met dit dier heb ik geen mededogen
van paardensport krijg ik een schimmel
een gokje was aan mij nooit echt besteed
al is het Pipo de Clown of Parcival
ik blijf allergisch voor dat hengstenbal
ik schaatste onder Lelystadse luchten
was laat die middag, moederziel alleen
in felle kou zag ik de ondergaande zon
en de berijpte kim was helemaal van mij
gevoel van Vrijheid dat geen tijden kende
mijn vermoeide benen bleven in cadans
de plassen trokken traag aan mij voorbij
en elke slag maakte me sterker, mans
ik schaatste onder Lelystadse luchten
en liet de buizen krassen op het zwartste ijs
de laatste stralen vlakten de contouren uit
van Flevoland dat mij zo diep kon raken
gevoel van Vrijheid dat geen grenzen kende
aan de eindstreep geurde warme snert
die mijn trotse binnenste intens verkwikte
in die wondere wereld van de jaren tachtig...