De Dijkdichters

Floor Koedam

Floor Koedam

GEDICHTENDAG 2020 - thema: De toekomst is nu

                    [ winnend gedicht 30 januari 2020 ]

Komt een man bij de dokter ...

- We hebben geen goed nieuws voor u, meneer,
het spijt mij u dat mee te moeten delen.
Wij willen het ook niet voor u verhelen -
veel mogelijkheden hebben we niet meer.

Het laatste wat wij kunnen doen voor u
dat is een chemokuur, die hopelijk zal werken.
Dat moet u na een maand of wat gaan merken,
slaat het niet aan, dan is het … Tja, 't is cru!

- Dit valt me, dokter, loodzwaar op m'n lijf!
Zoiets komt voor een mens in nood hard binnen.
Ik weet zo gauw niet wat ik moet beginnen,
wat ik moet doen of laten, waar ik blijf ...

- Ziet u het zo, meneer, u heeft nog tijd.
Het is niet zo maar met u afgelopen.
Natuurlijk blijven wij ook voor u hopen;
de bloedtransfusies bieden nog respijt.

- Maar is er dan geen toekomst meer voor mij?
Ik zou het niet maar zo óp willen geven:
er is nog zoveel moois om voor te leven ...
Ik moet nog zo veel doen ... ‘t Is niet voorbij!?

- Uw toekomst begint nu, meneer! Ga dóór
met dingen waarvan u nog kunt genieten,
laat 't mooie om u heen niet zo maar schieten!
Uw toekomst begint nu, dus gá ervoor!

                             •

Ik leef de dagen sinds die dag wat scheef:
er zijn - zoals dat heet - bergen en dalen.
Soms zou je in je eigen leed verdwalen ...
Mijn toekomst wordt steeds korter. Maar ik lééf.

© floor koedam, januari 2020


Krantenartikel in de Flevopost van 5-2-2020.

- Naar (begin) (einde) pagina.



Keurslijf

                                                   [rondeau]

Wij worden allen in een keurslijf opgesloten,
een strak gestold karkas van stank en vuil.
In dit gepantserd pak houdt men zich schuil
met and're kromgesloten lot- en celgenoten. -
Wij worden allen in een keurslijf opgesloten.

Men hoort slechts tandenknersing en gehuil:
waar ergens is men zó tekortgeschoten?
Want men ontkomt niet aan zijn aarden kuil:
wij worden allen in een keurslijf opgesloten.

Zo zoekt men, stijfverstard als in beton gegoten,
naarstig zijn weg naar ergens een verschuil.
Alleen de heilige styliet zit op zijn zuil,
beklaagt de wereld die hij zelf heeft afgestoten.
Nochtans verdwijnt ook hij ooit in de wrede muil. -
Wij allen worden in een keurslijf opgesloten.

© floor koedam, 21 juni 2019

- Naar (begin) (einde) pagina.



ijsvogel

vlijmscherp gespitst
ijlings gedoken
pijlsnel geschoten -
flitst naar een tak

stijlvol uit steen
fraai geformeerd
feilloos verbeeld -
ieder z’n vak

© floor koedam, 13 juli 2019

bij een 'ijsvogeltje' van albast Marjen Blanken, 2019

- Naar (begin) (einde) pagina.



de lokroep van de kraai

in het zwart van de nacht
wiekte de kraai voorbij
ik hoorde hem, zag hem niet
maar onmiskenbaar was zijn roep
- volg mij, kraste hij
ik weifelde en huiverde
alleen een handvol zwartkijkers
maakte aarzelend aanstalten
- méér niet! basta! kraste de kraai
die opnieuw overvloog
- klaar en gaan! mars!

de zwartkijkers zetten zich in beweging
onderwijl mompelend en murmelend
als bij een litanie
- voor wie de weg kwijt is / volg ons
voor wie duister het pad is / volg ons

- 't is kras! riep de vogel, rrras! rrras!
- waarheen, waarnaartoe, heer kraai?
prevelden de zwartkijkers
- naar het zwart van de middernacht
was het antwoord
de zwartkijkers schuifelden verder
voetje voor voetje
de armen gestrekt, tastend voorwaarts
en ze verdwenen, losten op
in het angstig zwart van de nacht

ik stond nog waar ik was
en trachtte mezelf te hervinden
in het bittere zwart van mijn onmacht
hopend op een eerste gloren

© floor koedam, 14 december 2018

- Naar (begin) (einde) pagina.



de berg

sinds tijden zonder heugenis
stond ik eenzelvig, maar in rust
hoog boven verten opgericht
alleen het weer bereikte mij
met strenge vorst, sneeuw, hagel, ijs
en eindeloze wolkenrij -
ik was gesteld op deze rust

natuurlijk, soms verging er iets
erosie deed gestaag zijn werk
en knaagde aan mijn opperhuid
mijn gletsjers sleurden stukken mee
maar al met al hield ik mijn vorm
bleef ik in ongerepte staat
en ook mijn rust bleef gaaf bewaard

toen, op een dag, ik heug het mij
voelde ik leven aan mijn zij
er kwamen mannen, zwaar bepakt
zij sloegen haken in mijn flank
en zochten houvast voor hun voet
zij klommen langzaam hogerop
en naderden zo meer en meer
mijn hoogste hoogten tot de top
ze plantten plechtig er een vlag
en schenen diep ontroerd te zijn
over de grootsheid van mijn macht
en om de weidsheid van het zicht

en andermaal beklommen nu
weer mannen, later vrouwen ook
mijn ongenaakbaarheid ten top
zij toonden stuk voor stuk respect
ik liet hen toe, had mijnerzijds
ontzag voor deze mensenmoed
mijn rust hervond ik evenwel

toen kwamen op een kwade dag
er horden volk die waagden mij
te naderen in hun grootheidswaan
zij toonden geen respect voor mij
waren slechts met zichzelf in touw
en lieten wat hun onnut was
laks liggen langs 't gebaande pad

zodat ik mij genoodzaakt voel
me te beraden op mijn staat
‘k zal me teweerstellen met kracht
de rust van vroeger wil ik weer
en wie mijn macht met voeten treedt
die zal ik tonen wie ik ben
hoe ongenaakbaar ik kan zijn

men hoort van mij: ik wacht...

© floor koedam, Lelystad mei 2019

- Naar (begin) (einde) pagina.



Machteloosheid

waar beton en asfalt, klinkerstenen
de sterk verstedelijkte grond bedekken
met wegen, woonkolossen en kantoren
daar woekert desondanks
in spleten, kieren, voegen, scheuren
het niet in te perken weelderige
gras
want altijd groeit wel ergens gras

waar de eindeloze wereldzeeën
de ruwe kusten overspoelen
met slagen van hun ongekende kracht
in rusteloze ritmes van getijden
daar beuken op de stranden, kliffen, klippen
de golven
want altijd zijn er niet te temmen golven

waar de hoge koepelende luchten
de aarde alom overwelven
in onbegrensde blauwe diepten
daar drijven met de windenstromen
in stoeten van bizarre vormen
de wolken
want altijd zijn er wind en wolken

maar altijd ook - daartegenover -
de mateloze machteloosheid van
de mens
want altijd is de zwakste kracht: de mens

© floor koedam, 22 mei 2019

- Naar (begin) (einde) pagina.



[ raadselgedicht: om welk voorwerp gaat het? ]

gaande weg

opgezweept
door de slagen van de tijd
had hij zijn heikel pad te gaan
maar voortgestuwd
door krachten buiten hem
ging hij zijn gang
vond hij zijn draai

hij hield het hoofd rechtop
zo lang hij kon
doch raakte allengs levensmoe
vertraagde meer en meer

en niet meer voortgedreven nu
verviel zijn vaart
verging zijn baan
om aan het einde van de strijd
het hoofd te buigen
voorgoed, in spijt
stil te vallen

óm te gaan --

afgedaan

© floor koedam, oktober 2018

- Naar (begin) (einde) pagina.



Aanzuigende werking

Wie kent het ware wezen van de waterwolf? —
Hij wielt en wentelt zich rondom in warrelwolken
van watermassa's die als neren kolken,
waardoor hij velen in zijn draai en drang bedolf.

Wie kent het ware wezen van de waterwolf? —
Hij lokt en klokt en slokt wie in verwarring waren
en — in de diepten van zijn kolken starend —
zich overgaven aan een laatste wanhoopsgolf.

Zij boden weerstand aan zijn lispellistig lonken,
maar tevergeefs...  zij zonken...  zonken...

© floor koedam, 30 januari 2016

- Naar (begin) (einde) pagina.



leven-les

ik weet het nog, ik weet het nog heel goed
alsof het gisteren gebeurde in de tijd
maar meer dan zestig jaar geleden is het nu
dat ik als jongetje in zekere overmoed
een huisvlieg levend had gevangen en 'm cru
uit kwellust en nieuwsgierigheid
de beide vleugeltjes had uitgetrokken
waarna het arme beestje als een dolle
alleen nog maar — komiek! — wat rond kon tollen
hoe kwiek nog zo'n mismaakte zich gedroeg

en dat ik toen ineens — hevig geschrokken —
de wreedheid van mijn kinderspel inzag
een vleug besef kreeg over 't broze van het leven
waar 'k eventjes de macht over te hebben dacht —
toen vader onverwacht achter mij staande vroeg:
maar jongen toch, wat doe je daar?

terwijl hij 't slagveld van mijn sloperswerk bezag
zei hij — ik voel de schaamte vaak nog even — :
en ... zet je hem nu ook weer in elkaar ...?

...............

© floor koedam, oktober 2010

- Naar (begin) (einde) pagina.



bestemming: onvoorzien

hier is niet van gisteren
toen is ook niet daar
vandaag is misschien elders
en ginds is wellicht morgen
voorbij is mogelijk veraf
ooit is soms vervlogen
ruimte is geweest
en tijd is ergens anders

maar schijn bedriegt
stilstand is voorbij
vooruitgang is te laat
eeuwig is begrensd
en ruimte is eindig
want leven is dood
en overal is heden
in nergens of verleden

kortom: iets tussen
status quo en panta rhei
maar dan in veelvoud
en vrijwel onvoorzien

© floor koedam, 2 januari 2016

- Naar (begin) (einde) pagina.



DE MUS

Floor Koedam

Een mij onbekende mus
die kennelijk
in een poëtische bevlieging
op mijn balkon
was neergestreken
citeerde opgewekt en goedgebekt
tot mijn niet geringe verbazing —
ik heb er zelfs
de originele tekst nog even
bij gepakt —
het complete gedicht TJIELP
(je weet wel
van Jan Hanlo, 1949)
he-le-maal uit het hoofd
met bovendien
nog een aardige toegift
Zeg maar eens
dat zoiets
voor zo'n klein mussenbrein
geen geringe prestatie is
Dankbaar heb ik
de mus
enige restanten
van mijn ontbijt toegeworpen

Nu echter vraag ik mij af
of dit gebaar
wel op zijn plaats geweest is
met andere woorden:
heb ik deze
zo fraai geciteerde poëzie
wel voldoende beloond?

Poëzie is en blijft een daad
van twijfel

© floor koedam, 09/07/2017

- Naar (begin) (einde) pagina.



d e    v u i l n i s r o o s

Floor Koedam

waar afval ligt opeengehoopt
in resten van wat is gesloopt
of wat is weggesmeten

wat is gebroken of vergaan
geen reden heeft tot voortbestaan
wat afgedankt is en vergeten

waar het verkankerd ziet en voos —
daar groeit de vuilnisroos

waar lompen liggen opgetast
van wat te oud is, niet meer past
wat is vervallen en versleten

wat over datum is geraakt
beschimmeld is of niet meer smaakt
en dus niet meer te eten

waar groezel woont, laf en leproos —
daar bloeit de vuilnisroos

waar vuil is en verrottenis
wat garstig en bedorven is
en wat is aangevreten

wat afgekeurd is en verkleurd
wat ranzig, vuns en morsig meurt
bekakt is en bescheten

waar stank heerst, rot en mateloos —
daar geurt de vuilnisroos

© floor koedam, 20 januari 2016

- Naar (begin) (einde) pagina.



Reiger in winterland

de reiger staat verdoken in zijn koude kleren
zijn kuifveer huivert in de kille wind
het water, haast verglaasd - een ijzig lint -
biedt nauwelijks nog kans tot foerageren

onaangedaan, verstild lijkt hij ook zelf bevroren
zijn blik nochtans blijft scherp: hij waakt en wacht
totdat hij feilloos toestoot en met kracht
de vleugels uitslaand een rauwe kreet laat horen

een feestkreet om zijn vangst, die maar voor even
volstaat om deze winterkou te kunnen overleven

© floor koedam, 2015

- Naar (begin) (einde) pagina.



Gaten in de tijd

                                                  [ rondeel ]

Er vallen steeds meer gaten in de tijd:
de beelden van voorbij zijn heen gegleden.
Wat overbleef zijn flarden van 't verleden,
maar daarvan raak je ook voortdurend kwijt.
Er vallen steeds meer gaten in de tijd.

Natuurlijk leef je volop in het heden,
dat is gewoon de harde werk'lijkheid.
Daarachter ligt je eigen stuk verleden;
maar wel met steeds meer gaten in de tijd.

Memorie is voortvluchtig: simpel feit;
herinnering raakt meer en meer omstreden,
teloorgang zoekt zijn weg met stille schreden.
Wat er nog rest bij al wat is vergleden
is van een niet te vatten, ijle kwetsbaarheid.
Er vallen steeds meer gaten in de tijd.

© floor koedam, 2014

- Naar (begin) (einde) pagina.



Requiem voor een rat

                                                   [ een herinnering ]

De dode rat die ik als kind eens had gevonden
daar langs de dijk, ik weet nog waar, bij opoes huis —
ik liep ermee naar binnen; rond 't fornuis
waren de vrouwen druk en doende. Waar ze stonden

weken ze gillend achteruit, zo ver ze konden:
van schrik en angst de handen voor hun borst en kruis.
Mijn kinderlijke trots bleek een abuis:
'k had geen idee wat hen zo zeer had opgewonden.

De rat, voorzichtig in mijn kinderknuist gesloten,
de spitse kop besnord, de lange staart, de poten,
maar ook die vrouwen in paniek — 'k vergeet het nooit.

Ik heb gehuild, niet om de tik die 'k incasseerde,
maar om de waardeloze dood die 'k kennen leerde,
omdat jij, rat, als afval op de mesthoop werd gegooid.

© floor koedam, 2013

- Naar (begin) (einde) pagina.



Tekens van voorbij

geduldig dragen bomen sporen
van liefde
in hartvorm in de stam gekerfd

vertekend en onduidelijk vernerfd
een pijl en
oud-verkleurde lettervoren

misschien wel duurzamer verloren
als oude liefde sterft...

© floor koedam, 2013

- Naar (begin) (einde) pagina.



Ver dwalen

De hagen hoog en vol,
een blikveld van twee meter:
is links of rechts hier beter -
een doolhof maakt je dol.

Een doorgang, nee, een hek:
rechtuit hier, of proberen
bij twijfel om te keren -
een dwaaltuin maakt je gek.

't Is missen en vergissen,
't is doorlopend beslissen,
want stilstaan is geen optie bij gedool.

Proberen en mankeren,
er gaandeweg van leren -
het labyrint als levensloopsymbool.

© floor koedam, 2013

- Naar (begin) (einde) pagina.



Onomkeerbaar

als ik eenmaal, overnaads
volkomen samenval met mijn
onderkoelde kleinste gemene veelvoud —
hoe dan wel?

als ik eenmaal, tegendraads
terug zal wijken binnen mijn
aannames en vormvast vormgevoel —
waar dan wel?

als ik eenmaal, ondermaats
nochtans en bovenal veranderlijk
onbewust van mijn zelfzijn zelf zal zijn —
wanneer dan wel?

of: zo ooit ergens, onomkeerbaar
maar van geen enkel gewicht

© floor koedam, augustus 2012

- Naar (begin) (einde) pagina.




Terug naar "De Gedichten"


2022-11-03 (45011)