De illusies voorbij

Ik heb Japanse kampen dapper overleefd,
Dat was, zegt men, een bovenmens'lijk wonder.
Zo vaak ik ziek was daar, maar ik genas steeds weer.
Het schaarser wordend voedsel, ik kon niet zonder.

Het laatste jaar, 't was erger nog dan tevoren.
Men dacht: het kan niet langer, 't einde is nabij.
Niet van de oorlog, nee, maar van ons leven.
Toen viel de bom, en wat waren we toen blij.

We kenden niet de prijs nog voor de vrede.
Het nieuwe wapen, 't was een zeer wrede bom.
Wie hem gemaakt had, ach dat hoorden we eerst later.
Het atoom, dat miljoenen mensen doden kon.

De wereld werd hierna een erg bange mensheid.
Het zou nooit mogen, maar als-ie toch verscheen?
De paddenstoelenwolk die een halve eeuw bleef dreigen?
We hebben maar één aarde, waar moet je anders heen?

Wat zijn we supersnel in het allemaal vergeten.
Die ene trouwe aarde, ons mooie woongebied.
De enige met leven in oneind'ge sterrenruimte.
Wat als we dit verliezen, een andere is er niet.

Toch gaan we vlijtig door met wat we al jaren deden.
De superbom vergetend en daar nog bovenop
Milieu, de grond, ons water en de lucht bedervend.
Geneigd tot domme zelfmoord, ons hoofd al in de strop.

Maar beste mensen toch, al kan ik 't niet verklaren
Ik denk het echt hoor, lui: voor alles is er hoop.
We moeten met z'n allen eerst nog wel ontwaken
En zélf aan 't werk gaan, want ons heil is niet te koop.

© Guus Cleintuar, 2010