GELEGENHEIDSGEZELSCHAP  ( een babel )

Vier bovenderivierse feestfiguren besloten om
Na een meer dan bachanaalse avonddoorbrenging
Volledig gerstenatdoorweekt een carnavalesk
Zinnenverruimend weekend zuidlands te vieren

Gecostupakt en licht bezakt togen zij toogwaarts
Richting oenig Oeteldonk, alwaar zij buikschuddend
Aanstootgevend aan tal van meurende majorettes
In barre kroegoplopen verloren liepen te zijn

Fazantgeveerde prinsen voerden meer dan prinsheerlijk
Medaillerammelend pilzige polonaises aan via de
Straten en kroeggekleurde massamensen door de stad
Bierboerend op hotelbed verder nachtbrakender

Tweededags katers poeslief verpakt in nog meer
Biervertier bonsden hoofdschuddend op de maat
Van vierentwintiguurs durende nattedweilorkesten
Vrouwinnemend leut en neut tot kleine uurtjes

Tussen dollende dansmariekes en oververklede
Vertierzoekers gleden Brabantse nachten gevuld
Met bloemetjesgordijn, Willempie schreeuwende
Lijsters in de la en knollige paarden in de gang

Ten derde dage wakker wordend alaaflaverend
Sleten zij slaafs hun laatste vezels op het plankier
Van de toog met opgetogen Raad van Elf als
Vanzelf zich hullende in spiritualistische nevelen

Op protserige praalwagens gezeten na weer sloten
Genoten reden zij kleurig humeurig naar de stadsgracht
Uit- en afgezwaaid door onherkenbare
Nog immer hossende feestgedruiste massa's

In een ontnuchterend tempo reden zij gezwind
Huis- en haardwaarts om in het stille Noorden
Kond te doen van hun vrij en laverijen hees
Geridderd in doornroosslaap te vervallen

Na gedane feestarbeid is het zoet rusten!

© Rolf Captijn, februari 2013